PRINSJESDAGSPECIAL | Bij de schenking van ondernemingsvermogen kan je gebruikmaken van fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen in de inkomstenbelasting (DSR) en schenk- of erfbelasting (BOR).
Doel van de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen is te voorkomen dat bij de schenking of vererving van ondernemingsvermogen de belastingheffing bij reële bedrijfsoverdrachten de continuïteit van de onderneming in gevaar brengt, omdat er onvoldoende middelen zijn om heffing te voldoen. Je kan met deze fiscale stimulans het stokje aan de volgende generatie doorgeven.
Invoering van set maatregelen
In het Belastingplan 2024 zijn wijzigingen opgenomen ten aanzien van de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting en de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting. Er wordt een set maatregelen ingevoerd die verspreid ingaat per 2024, 2025 en 2026. Dit leidt ertoe dat de regels enerzijds worden versoberd en aangescherpt en anderzijds op een enkel punt worden versoepeld.
Tip: overweeg je om je bedrijf met toepassing van de BOR te schenken? Dan kan het raadzaam zijn om dit traject te versnellen.
Maatregelen per 1 januari 2024
Verhuur van onroerende zaken
De faciliteiten gelden op dit moment alleen voor het zogenaamde ondernemingsvermogen. Al het vermogen in de onderneming dat als belegging kan worden aangemerkt, valt buiten deze regelingen. Met betrekking tot verhuurd vastgoed speelt in de praktijk de discussie met de Belastingdienst of dit ondernemingsvermogen of beleggingsvermogen vormt. Aan derden verhuurd vastgoed valt met ingang van 1 januari 2024 onder het beleggingsvermogen. Verhuurd vastgoed aan derden komt daardoor standaard niet in aanmerking voor toepassing voor de BOR en de DSR.
Uitgezonderd van deze maatregel zijn:
Onroerende zaken die worden gebruikt voor de eigen bedrijfsuitoefening (binnen het eigen concern).
Kortdurende terbeschikkingstelling in de dienstensector, zoals bij hotelkamers en bowlingbanen.
Kortdurende teeltpachtovereenkomsten vanwege vruchtwisseling.
Maatregelen per 1 januari 2025
1. Aanpassen vrijstelling in de BOR
De vrijstelling in de BOR wordt vanaf 2025 verhoogd naar 100% van de goingconcernwaarde (of liquidatiewaarde als die hoger is) van het ondernemingsvermogen tot € 1.500.000. In 2023 bedraagt de vrijstelling € 1.205.871 en in 2024 € 1.325.253. Voor het bedrag daarboven wordt de vrijstelling verlaagd van 83% (2023 en 2024) naar 70% (2025) van het ondernemingsvermogen.
2. Afschaffen van doelmatigheidsmarge in de BOR en DSR voor beleggingsvermogen
De 5% doelmatigheidsmarge in de BOR en DSR wordt afgeschaft. Deze doelmatigheidsmarge houdt in dat bij vennootschappen beleggingsvermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen toch wordt aangemerkt als ondernemingsvermogen. Voor de BOR gaat deze maatregel in per 1 januari 2025. Voor de DSR zal dit later plaatsvinden. De precieze datum hiervoor is nog niet bekend.
3. Keuzevermogen kwalificeert slechts voor BOR/DSR voor zover in de onderneming gebruikt
De BOR en DSR zijn alleen van toepassing op ondernemingsvermogen. Bedrijfsmiddelen die zowel voor zakelijke als andere doeleinden worden gebruikt (zoals privédoeleinden of zonder enige functie voor de bedrijfsuitoefening), kwalificeren momenteel ook voor de faciliteiten. Dit gaat wijzigen. Bedrijfsmiddelen kwalificeren alleen voor de BOR en DSR voor zover deze voor bedrijfsdoeleinden in de onderneming worden gebruikt. Deze maatregel heeft uitsluitend betrekking op vermogensbestanddelen met een waarde in het economisch verkeer van ten minste € 100.000 én een gebruik voor andere dan ondernemingsdoelen van meer dan 10%.
4. Dienstbetrekkingseis in de DSR vervalt
Voor toepassing van de DSR is vereist dat de verkrijger minimaal 36 maanden in dienst is geweest van de onderneming. Deze eis komt te vervallen voor de doorschuifregeling voor het aanmerkelijk belang. De dienstbetrekkingseis blijft wel gelden voor de doorschuifregeling voor de onderneming in de inkomstenbelasting.
5. Toepassing BOR en DSR als de verkrijger minimaal 21 jaar is
Het faciliteren van reële bedrijfsopvolging blijft het uitgangspunt van het kabinet. Omdat bij een schenking van de onderneming aan zeer jonge kinderen hiervan waarschijnlijk geen sprake is, wordt er een minimumleeftijd ingevoerd van 21 jaar voor de verkrijger van een schenking in de BOR en de DSR van aanmerkelijkbelangaandelen. Voor de bedrijfsopvolging bij overlijden wordt geen leeftijdsgrens voorgesteld.
Let op! De Raad van State heeft geadviseerd het voorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen. Zij vinden de aanpassingen van de BOR en de DSR te beperkt en de keuze voor deze beperkte aanpassing vergt volgens hen nadere motivering. De Raad van State wil dat de bedrijfsopvolgingsregeling verder versoberd wordt en meer belasting betaald wordt bij schenking en vererving van bedrijfsvermogen. Bij ongeveer driekwart van de overdrachten zijn voldoende financiële middelen aanwezig om de erf- of schenkbelasting direct te betalen. Er bestaat economisch dus geen reden voor een fiscale faciliteit, aldus de Raad van State.